DE MIJNRAMP - AANSCHERPEN VAN VEILIGHEIDSMAATREGELEN

Above: Lampenist neemt benzinelamp met Marsaut mantel uit lampenrek. © Historisch Centrum Limburg / DSM Voorlichtingsdienst – Fotocollectie DSM [pr6877]
Below: Kaft boek ‘Voorschriften voor Personen, die voor het gebruiken van een benzinelamp in de ondergrondse werken zijn aangewezen’, maart 1952, Voorlichtingsdienst Staatsmijnen

Na de ramp op de Staatsmijn Hendrik wer- den de veiligheidsmaat- regelen in Nederland aangescherpt. Lampen werden in de lampenkamers boven- gronds extra streng gecontroleerd op defec- ten. Mijnwerkers kregen extra instructies op papier om te bena- drukken hoe belangrijk een goede omgang met de benzinelamp als meetinstrument was. Mijnwerkers die - om wat voor reden dan ook - hun benzinelamp onbe- heerd achterlieten of kwijtraakten, werden op staande voet ontslagen. 

De mijnlampen werden doorlopend doorontwikkeld om de veiligheid te verbeteren. Tot de jaren 40 werden de lamphaken van benzinelampen voorzien van een spitse punt, bedoeld om de lamp in de houten balken te kunnen slaan. Nadelig was dat de spitse punt voor beschadigingen van de korf kon zorgen. Na 1950 werden alleen nog benzinelampen met een afgeronde haak toegepast. De spitse punt was niet meer nodig, want het hout voor de ondergrondse ondersteuning werd grotendeels vervangen door ijzer. Hierdoor kon de haak ook de korf niet meer beschadigen.

De Staatsmijnen gingen wat betreft veiligheid nog een stap verder. Naast afgeronde haken fabriceerden de Staatsmijnen, losse, afneembare Marsautmantels voor hun lampen. Deze uitvinding stamt uit 1871, toen de Franse ingenieur en mijnbouwdirecteur Jean Baptiste Marsaut een lamp met een plaatstalen kap voorstelde die over de gaaskappen heen wordt geplaatst, om extra bescherming te bieden. Deze kappen voorzien van gaten werden op de mijn zelf gemaakt en werden toegepast op het model Friemann & Wolf 300. Toen de Staatsmijnen vanaf 1956 een nieuwe lampenfabrikant kregen (CEAG, Dortmund), werd de nieuwe lichting lampen met elektrische ontstekers geleverd met de speciale  afneembare Marsautmantels.

Een soortgelijke ramp als in 1928 is in Nederland niet meer voorgekomen. Wel veroorzaakte een slippende transportband in maart 1947 een tweede ramp, op 636 meter diepte in de zelfde mijn. Hierdoor lieten dertien mijnwerkers het leven.