Van autonome naar provinciale stad

Tijdens het Franse bestuur van Maastricht dat tot 1814 duurde, werd de stad tot hoofdstad van het departement van de Nedermaas benoemd. De oude situatie – die nog op de Middeleeuwse stand was gebaseerd – kwam daarmee teneinde. Het waren verwarrende tijden voor Maastricht, met eerst een allesbepalende ‘Administration Centrale’ (1794-1795), een ‘Directoire’ (1795-1799), daarna een Consulat (1799-1804) en tenslotte een ‘Empire’ (1804-1814), waarna Maastricht in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden werd opgenomen.

Afb. 26: Blik vanuit de pandhof van de Onze Lieve Vrouwekerk naar het zuiden. Door sloopwerkzaamheden kon je door het middenschip van de kerk heen kijken

In deze rommelige periode werd de stad opnieuw ingericht, met tijdelijke voorzieningen in door de overheid gesloten kloosters en kerken (stallen, opslagplaatsen, smederijen, ziekenhuizen). Voor het Onze Lieve Plein en omgeving betekende dit dat de kanunniken weggejaagd werden of zich stilletjes terugtrokken. Het rijke Roomse leven verdween uit dit gebied. Kerkelijke bezittingen en vier huizen op en aan het plein werden genationaliseerd en verkocht, soms voor zeer lage prijzen. Veel bezit lag echter buiten de stad. De Nicolaaskerk mocht even parochiekerk blijven, de Onze Lieve Vrouwekerk werd onder andere een militaire smederij en zelfs na de Franse tijd een opslaghuis van de Nederlandse overheid. In 1837 was de Nicolaaskerk te klein en zo bouwvallig geworden, dat de kerkelijke functie werd overgebracht naar de Slevrôw. De Sint Nicolaaskerk kerk werd daarop in 1838 afgebroken. In de latere negentiende en vroeg twintigste eeuw zien we de verdere ontwikkeling van dit gebied: de oprichting van een handelsbank in de zuid-westhoek van het plein (hoek Cortenstraat, het Huis met de Pelicaan), de inrichting van een drukkerij op OLV-plein 23 (net naast de cafés) en tot slot een brouwerij en een steeds verder uitdijende broodfabriek aan de zuidzijde van het plein, waar nu nieuwbouw de Hondertmarck is verrezen.

Referentie: 

Ubachs, P.J.H., & I.M.H. Evers, Historische Encyclopedie Maastricht, Zutphen 2005.